Bij ruim een kwart van de zwangeren wordt de bevalling kunstmatig ingeleid. Dit is niet zonder risico’s. In veel gevallen wordt dit onnodig gedaan. Dit kan worden voorkomen door informatie te combineren. Essentieel is vooral dat er oog is voor verschillende aspecten die hierbij een rol spelen. Niet alleen van de zwangere, maar ook van de zwangerschap.
Dat blijkt uit onderzoek van verloskundige Bahareh Goodarzi van Amsterdam UMC en Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Haar onderzoek staat in het tijdschrift Birth. Goodarzi deed onderzoek met registratiegegevens uit Perined van ruim 600.000 gezonde zwangeren in de periode 2012-2018. Zij keek naar de relatie tussen babysterfte en vijf kenmerken van de zwangere en zwangerschap: de zwangerschapsduur, de leeftijd moeder, aantal voorgaande bevallingen, migratieachtergrond en sociaaleconomische status.
Nadelen van inleiden
Uit het onderzoek blijkt dat het risico op babysterfte verschilt als men meerdere van deze kenmerken in de afweging voor inleiden meeneemt. Inleiden gebeurt nu namelijk vaak op basis van één kenmerk van de zwangere of de zwangerschap. Bijvoorbeeld bij zwangeren ouder dan 40 jaar, bij een eerste bevalling of bij een zwangerschapsduur langer dan 41 weken. De belangrijkste reden is het voorkomen van babysterfte.
Maar inleiden heeft ook een aantal nadelen. Zo wijst onderzoek naar een relatie tussen inleiden en overmatig bloedverlies bij de bevalling, een negatieve baringservaring van de moeder, een minder goede hersenontwikkeling van het kind en meer infecties bij het kind op latere leeftijd.
Meerdere kenmerken afwegen
Op basis van haar studie pleit Goodarzi voor het betrekken van meerdere kenmerken bij de afweging van inleiden. Dit helpt om onnodige inleidingen te voorkomen. Zo is het risico op babysterfte voor zwangeren die gaan bevallen van hun tweede kind na 41 weken zwangerschap lager dan voor zwangeren die gaan bevallen van hun eerste kind na 40 weken zwangerschap. Ook komt in deze studie naar voren dat sociale ongelijkheid meespeelt in de verschillen in risico op babysterfte. Een lage sociaaleconomische positie verhoogt het risico op babysterfte voor zwangeren met een niet-Nederlandse migratieachtergrond, maar niet voor zwangeren met een Nederlandse achtergrond.
Verbeteren sociale positie
Goodarzi ziet ook meer verschillen in babysterfte als gevolg van sociale ongelijkheid. Er blijft een hoger risico op babysterfte bij zwangeren met een niet-Nederlandse migratieachtergrond en/of laag sociaaleconomische positie, ook als de bevalling wordt ingeleid. Hun kinderen worden in dezelfde achtergestelde positie geboren. Een duurzame oplossing is het verbeteren van de sociale positie van deze zwangeren, zoals toegang tot betere huisvestiging en gelijke toegang tot opleidingen en de arbeidsmarkt.
Bron: amsterdamumc.org vakbladvroeg