Het lijkt erop dat maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19 een aanzienlijke afname van extreme vroeggeboorten met zich meebrachten. Dit blijkt uit Nederlands onderzoek. Mogelijke verklaringen zijn verbeteringen in de luchtkwaliteit, minder stress bij de moeder en afname van het optreden van infecties.
De onderzoekers onderzochten het verschil tussen incidentie van vroeggeboorte vóór de invoering van de eerste COVID-19-preventiemaatregelen in Nederland op 9-3-2020 en daarná. Data van ruim anderhalf miljoen pasgeboren eenlingen die voor 09-03-2020 de hielprikscreening ondergingen werden vergeleken met pasgeborenen die daarna tot 16 juli 2020 gescreend werden.
Hieruit blijkt dat er een verband is tussen de eerste maatregelen van 9 maart en een aanzienlijke vermindering van de vroeggeboortes. Ook in Denemarken en Ierland is sprake van een substantiële afname. Het gaat dan zowel om een afname van het aantal extreem vroeggeborenen als van geboorten met een zeer laag geboortegewicht. Verdere internationale vergelijking is nodig om de bevindingen te onderbouwen en onderliggende mechanismen te verkennen.
Bron: kennispoort-verloskunde vakbladvroeg